De oprichting van stichting Hic Jacet Robur (HJR)
De Eerste Wereldoorlog bracht nogal wat los bij Carel Albert Reesink (sinds 1907 firmant van Reesink & Co.). Hij filosofeerde veel over politieke, maatschappelijke en economische chaos in de wereld en wisselde daarover vooral met zijn vader regelmatig van gedachten. Voor grote maatschappelijke vraagstukken probeerde hij economische oplossingen te bedenken, die hem een groot deel van zijn leven zouden blijven bezighouden. Later schreef een goede vriend van hem hierover:
Het is merkwaardig dat vele van huis uit niet-economen zich steeds tot economische problemen en vraagstukken voelen aangetrokken. Vaak doen zij originele oplossingen aan de hand, die vaak veel later al dan niet in gewijzigde vorm gerealiseerd worden…. Carel Albert bevond zich echter in goed gezelschap: Frederik van Eeden (leefgemeenschap Walden in Bussum), W.C. Sickesz (Quo Vadis? of de weg naar ongekende welvaart), professor J. Goudriaan (goederenstandaard en grondstoffenvaluta) en vele anderen. Als praktisch-idealist stond Carel Albert een intelligente en redelijk rechtvaardige oplossing van de toenmalige problemen voor ogen. Hij onderschatte wellicht het gegeven dat de meeste mensen zowel te dom als te afgunstig zijn om voor dergelijke oplossingen te opteren…
Een pamflet over vrijwillige zelfbeperking en kennis van de eigen verplichtingen vormde de basis voor de oprichting door Carel Albert Reesink van de stichting ‘Hic Jacet Robur’ op 30 april 1919. Hij wilde kapitaal ter beschikking stellen als gereedschap voor allen die bij de firma in loondienst in hun levensonderhoud voorzien. Omdat de directie van H.J. Reesink & Co dat geld niet wilde beheren, richtte hij de stichting ‘Hic Jacet Robur’ op, dat zoiets betekent als hierin ligt de kracht. De beginletters H.J.R. staan echter ook voor Herman Johan Reesink, de vader van Carel Albert. Het doel van ‘Hic Jacet Robur’ was met het doelvermogen maatschappelijk nuttig te zijn en een eenheid te vormen, niet van lagere, maar van hogere orde.
Het Witte Dorp
Om sociale woningbouw te kunnen realiseren als doelstelling van de stichting ‘Hic Jacet Robur’ werd de slapende NV van de teloorgegane machinefabriek ‘De Pol’ in augustus 1932 omgezet in Bouwmaatschappij ‘De Pol’ NV met een maatschappelijk kapitaal van ƒl. 120.000,-. Carel Albert Reesink was enig aandeelhouder en commissaris. Directeur werd een oude studievriend van Carel Albert, architect Willem van Tijen van architectenbureau Van Tijen en Maaskant uit Rotterdam. Eerder was Willem van Tijen door H.J. Reesink & Co diverse malen ingeschakeld voor de bouw of verbouw van pakhuizen.
In oktober 1931 was al een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van 54 woningen op het terrein van de voormalige machinefabriek aan de Marsweg. De directeur Gemeentewerken kwam met een reeks bezwaren over dakvorm, kamerhoogte, fundering, beerputten en riolering van deze ‘hofjesbouw’. Na veel geharrewar, vermindering van het aantal woningen tot 48 en verhoging van de kamers met 1,5 cm, ging de bouw van start. In maart 1933 werden de eerste woningen, in de volksmond al ‘paardenstallen’ genoemd, in gebruik genomen.
Het was de bedoeling van de stichter dat de werkzaamheden van de stichting zich, naarmate de financiële kracht steeg, zou uitstrekken tot het bevorderen van volksgezondheid en woningbouw, steun aan kleine zelfstandigen, voor zover die zich geen levensonderhoud konden verwerven, zorg voor zieken en ouderen, volksveredeling en volksontspanning (sportterreinen, schouwburg- en bioscoopvoorstellingen), volksonderwijs voor volwassenen en steun bij- en bevordering van – de beroepskeuze. Carel Albert Reesink en zijn echtgenote schonken op de oprichtingsdag een bedrag van fl. 100.000,- aan de stichting, die zij vervolgens ter leen terug ontvingen tegen een rente van 5% per jaar. Zij waren ook beheerders van de stichting samen met hun zwager Jean Philippe van der Leeuw, mejuffrouw Alida Alberta Henny en jonkheer mr. Bonifacius de Jong.
Het complex witte woningen werd mede naar een door Van Tijen in Rotterdam gerealiseerd plan ‘Het Witte dorp’ genoemd. Het was opgezet als onderdeel van een grotere woonwijk, maar door economische crisis, oorlog en verdergaande industrialisatie is het daar nooit van gekomen. De woningen kwamen volstrekt geïsoleerd te staan op het industrieterrein. In 1938 volgde Jan Evert Benes, schoonzoon van Carel Albert Reesink, ir. Willem van Tijen op als directeur van de NV Bouwmaatschappij De Pol. De stichting Hic Jacet Robur nam enige jaren later de exploitatie van de woningen van De Pol over. Omstreeks 1950 wordt de stichting eigenaar en richt een afdeling woningbouw op waarvan De Pol onderdeel uitmaakt. In 1976 kocht de gemeente Zutphen de inmiddels vervallen en gedeeltelijk leegstaande woningen en liet alles afbreken (de woningen stonden in rijtjes, dwars op de Marsweg aan het einde van de Paapstraat).
Bron: Boek Van Smederij tot Handelshuis Reesink, nu ook onder de rook van Zutphen! Hans Ellenbroek / Reesink NV ISBN 90-9018653-0
Meer informatie
Een groot deel van de geschiedenis van de Stichting HJR is opgenomen in het boek Van Smederij tot Handelshuis, Reesink, nu ook onder de rook van Zutphen! een uitgave van Koninklijke Reesink NV, auteur Hans Ellenbroek. Woningbouwproject De Pol, beter bekend als de Witte Woningen, aan de Marsweg was een sociaal woningproject dat werd gefinancierd met het kapitaal van (en ook tijdelijk geëxploiteerd door) de stichting Hic Jacet Robur.
Over de architect, directeur en vriend van C.A. Reesink, de heer W. van Tijen, is een boek geschreven Architect W. van Tijen 1894-1974 een uitgave van de Staatsuitgeverij ’s Gravenhage, auteurs Ton Idsinga en Jeroen Schilt.
Overig
Fotograaf en stadsgids Paul Ploegman heeft zich verdiept in de geschiedenis van de firma Reesink en haar panden op de Mars. Binnenkort volgt hier een link naar zijn fotomateriaal en teksten.